Ynformaasje oer it wurd voederen (Nederlânsk → Esperanto: manĝigi)

Synonimen: spijzigen, te eten geven, voeren

Wurdsoartetiidwurd
Utspraak/ˈvudərə(n)/
Ofbrekingvoe·de·ren

Ferfoarming

Oantoanende foarm
NotiidDoetiid
(ik) voeder(ik) voederde
(jij) voedert(jij) voederde
(hij) voedert(hij) voederde
(wij) voederen(wij) voederden
(jullie) voederen(jullie) voederden
(gij) voedert(gij) voederdet
(zij) voederen(zij) voederden
Oanfoegjende foarm
NotiidDoetiid
(dat ik) voedere(dat ik) voederde
(dat jij) voedere(dat jij) voederde
(dat hij) voedere(dat hij) voederde
(dat wij) voederen(dat wij) voederden
(dat jullie) voederen(dat jullie) voederden
(dat gij) voederet(dat gij) voederdet
(dat zij) voederen(dat zij) voederden
hjittende foarm
Iental/MeartalMeartal
voedervoedert
Mulwurden
NomulwurdDoemulwurd
voederend, voederende(hebben) gevoederd

Foarbylden fan gebrûk

Het was volstrekt onverklaarbaar, want ze waren nooit met het besmette groen gevoederd.
Hij wilde ze juist gaan voederen en wij kwamen dus net op tijd.

Oarsettingen

Afrikaanskvoer
Esperantomanĝigi
Ingelskfeed
Roemeenskmânca; se hrăni
Spaanskdar de comer