Ynformaasje oer it wurd aftuigen (Nederlânsk → Esperanto: malrigi)

Synonimen: aftakelen, onttakelen

Wurdsoartetiidwurd
Utspraak/ˈɑftœy̯ɣə(n)/
Ofbrekingaf·tui·gen

Ferfoarming

Oantoanende foarm
NotiidDoetiid
(ik) tuig af(ik) tuigde af
(jij) tuigt af(jij) tuigde af
(hij) tuigt af(hij) tuigde af
(wij) tuigen af(wij) tuigden af
(jullie) tuigen af(jullie) tuigden af
(gij) tuigt af(gij) tuigdet af
(zij) tuigen af(zij) tuigden af
Oanfoegjende foarm
NotiidDoetiid
(dat ik) aftuige(dat ik) aftuigde
(dat jij) aftuige(dat jij) aftuigde
(dat hij) aftuige(dat hij) aftuigde
(dat wij) aftuigen(dat wij) aftuigden
(dat jullie) aftuigen(dat jullie) aftuigden
(dat gij) aftuiget(dat gij) aftuigdet
(dat zij) aftuigen(dat zij) aftuigden
hjittende foarm
Iental/MeartalMeartal
tuig aftuigt af
Mulwurden
NomulwurdDoemulwurd
aftuigend, aftuigende(hebben) afgetuigd

Oarsettingen

Esperantomalrigi
Fryskôftakelje
Ingelskunrig
Roemeenskdemonta; desface