Ynformaasje oer it wurd meebrengen (Nederlânsk → Esperanto: kunporti)

Synonimen: bijeenbrengen, medebrengen, medenemen, meedragen, meenemen

Wurdsoartetiidwurd
Utspraak/ˈmebrɛŋə(n)/
Ofbrekingmee·bren·gen

Ferfoarming

Oantoanende foarm
NotiidDoetiid
(ik) breng mee(ik) bracht mee
(jij) brengt mee(jij) bracht mee
(hij) brengt mee(hij) bracht mee
(wij) brengen mee(wij) brachten mee
(jullie) brengen mee(jullie) brachten mee
(gij) brengt mee(gij) brachtet mee
(zij) brengen mee(zij) brachten mee
Oanfoegjende foarm
NotiidDoetiid
(dat ik) meebrenge(dat ik) meebrachte
(dat jij) meebrenge(dat jij) meebrachte
(dat hij) meebrenge(dat hij) meebrachte
(dat wij) meebrengen(dat wij) meebrachten
(dat jullie) meebrengen(dat jullie) meebrachten
(dat gij) meebrenget(dat gij) meebrachtet
(dat zij) meebrengen(dat zij) meebrachten
hjittende foarm
Iental/MeartalMeartal
breng meebrengt mee
Mulwurden
NomulwurdDoemulwurd
meebrengend, meebrengende(hebben) meegebracht

Foarbylden fan gebrûk

„Ik weet niet of het wel een goede arts was”, sprak hij, neerslachtig van een meegebrachte versnapering proevend.
Wat ze hadden meegebracht, zou om te beginnen voldoende zijn.
Maar wat breng je op de terugreis mee, Ronald?
Ik heb dit voor je meegebracht.
De omheining moeten jullie ook maar meebrengen, dan kunnen we straks de hele boel hier ergens neerpoten.

Oarsettingen

Afrikaansksaambring
Dútskmitbringen; mitnehmen
Esperantokunporti
Fereuerskhava við
Frânskapporter; emporter; prendre avec soi
Gryksk (Aldgryksk)ἄγω
Ingelskbring along; entail
Nederdútskmednömmen
Portegeesklevar consigo
Russyskзабирать; забрать
Sealterfryskmeebrange; meenieme
Spaanskllevar
Sweedskmedbringa