Ynformaasje oer it wurd beginnen (Nederlânsk → Esperanto: komenci)

Synonimen: aanbinden, aanpakken, aanvaarden, aanvangen, beginnen aan, beginnen met, ter hand nemen, inzetten, starten, overgaan tot, een begin maken met

Wurdsoartetiidwurd
Utspraak/bəˈɣɪnə(n)/
Ofbrekingbe·gin·nen

Ferfoarming

Oantoanende foarm
NotiidDoetiid
(ik) begin(ik) begon
(jij) begint(jij) begon
(hij) begint(hij) begon
(wij) beginnen(wij) begonnen
(jullie) beginnen(jullie) begonnen
(gij) begint(gij) begont
(zij) beginnen(zij) begonnen
Oanfoegjende foarm
NotiidDoetiid
(dat ik) beginne(dat ik) begonne
(dat jij) beginne(dat jij) begonne
(dat hij) beginne(dat hij) begonne
(dat wij) beginnen(dat wij) begonnen
(dat jullie) beginnen(dat jullie) begonnen
(dat gij) beginnet(dat gij) begonnet
(dat zij) beginnen(dat zij) begonnen
hjittende foarm
Iental/MeartalMeartal
beginbegint
Mulwurden
NomulwurdDoemulwurd
beginnend, beginnende(zijn) begonnen

Foarbylden fan gebrûk

Vandaag ga ik een heel nieuw leven beginnen.
Ik zeg je, als je snel rijk wilt worden zonder dat er lastige vragen gesteld worden, dan moet je een nieuwe religie beginnen.

Oarsettingen

Afrikaanskbegin
Deenskbegynde
Dútskanbrechen; anfangen; beginnen; den Anfang machen; antreten; ergreifen; starten
Esperantokomenci
Fereuerskbyrja
Finskalkaa; aloittaa
Frânskaborder; commencer
Fryskbegjinne; oanfange; oangean; oanpakke; begjin
Ingelskbegin; commence; start
Ingelsk (Aldingesk)beginnan
Yslânskbyrja
Italjaanskcominciare
Jiddyskאָנהײבן
Katalaanskcomençar
Nederdútskbeginnen; starten
Noarskbegynne
Papiamintskinisiá; kuminsá
Poalskzaczynać
Portegeeskcomeçar; iniciar
Roemeenskîncepe; porni
Sealterfryskbeginne; ounbreeke; ounfange; ounfoatje
Spaanskcomenzar
Surinaamskbigin
Sweedskbegynna; börja
Taiskเริ่ม
Tsjechyskpočínat; počít; začínat; začít; zahájit
Turkskbaşlamak