Ynformaasje oer it wurd nalaten (Nederlânsk → Esperanto: heredigi)

Wurdsoartetiidwurd
Utspraak/ˈnalatə(n)/
Ofbrekingna·la·ten

Ferfoarming

Oantoanende foarm
NotiidDoetiid
(ik) laat na(ik) liet na
(jij) laat na(jij) liet na
(hij) laat na(hij) liet na
(wij) laten na(wij) lieten na
(jullie) laten na(jullie) lieten na
(gij) laat na(gij) liet na
(zij) laten na(zij) lieten na
Oanfoegjende foarm
NotiidDoetiid
(dat ik) nalate(dat ik) naliete
(dat jij) nalate(dat jij) naliete
(dat hij) nalate(dat hij) naliete
(dat wij) nalaten(dat wij) nalieten
(dat jullie) nalaten(dat jullie) nalieten
(dat gij) nalatet(dat gij) nalietet
(dat zij) nalaten(dat zij) nalieten
hjittende foarm
Iental/MeartalMeartal
laat nalaat na
Mulwurden
NomulwurdDoemulwurd
nalatend, nalatende(hebben) nagelaten

Foarbylden fan gebrûk

„Kijk,” voer hij voort, „wijlen uw oudtante leefde van enig geld dat wijlen uw oudoom haar had nagelaten.”
Als het hem er alleen maar om ging dat jij duizend pond zou krijgen, had hij ze je toch in zijn testament kunnen nalaten!
Hij stierf toen ik achttien was en liet vrijwel geen geld na.

Oarsettingen

Dútskvererben; vermachen; hinterlassen
Esperantoheredigi
Ingelskbequeath; leave
Latynlegare
Portegeesklegar; testar
Sealterfryskferäärwje