Ynformaasje oer it wurd uitrukken (Nederlânsk → Esperanto: ekveturi)

Wurdsoartetiidwurd
Utspraak/ˈœy̯trɵkə(n)/
Ofbrekinguit·ruk·ken

Ferfoarming

Oantoanende foarm
NotiidDoetiid
(ik) ruk uit(ik) rukte uit
(jij) rukt uit(jij) rukte uit
(hij) rukt uit(hij) rukte uit
(wij) rukken uit(wij) rukten uit
(jullie) rukken uit(jullie) rukten uit
(gij) rukt uit(gij) ruktet uit
(zij) rukken uit(zij) rukten uit
Oanfoegjende foarm
NotiidDoetiid
(dat ik) uitrukke(dat ik) uitrukte
(dat jij) uitrukke(dat jij) uitrukte
(dat hij) uitrukke(dat hij) uitrukte
(dat wij) uitrukken(dat wij) uitrukten
(dat jullie) uitrukken(dat jullie) uitrukten
(dat gij) uitrukket(dat gij) uitruktet
(dat zij) uitrukken(dat zij) uitrukten
hjittende foarm
Iental/MeartalMeartal
ruk uitrukt uit
Mulwurden
NomulwurdDoemulwurd
uitrukkend, uitrukkende(zijn) uitgerukt

Foarbylden fan gebrûk

De brandweer rukte met groot materieel uit, maar kon de boerderijen niet meer redden.

Oarsettingen

Esperantoekveturi
Fryskôffarre
Ingelskdepart; leave; sail; start
Portegeeskpartir