Information about the word inbreken (Dutch → Esperanto: eniri perforte)

Part of speechverb
Pronunciation/ˈɪmbrekə(n)/
Hyphenationin·bre·ken

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) breek in(ik) brak in
(jij) breekt in(jij) brak in
(hij) breekt in(hij) brak in
(wij) breken in(wij) braken in
(jullie) breken in(jullie) braken in
(gij) breekt in(gij) braakt in
(zij) breken in(zij) braken in
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) inbreke(dat ik) inbrake
(dat jij) inbreke(dat jij) inbrake
(dat hij) inbreke(dat hij) inbrake
(dat wij) inbreken(dat wij) inbraken
(dat jullie) inbreken(dat jullie) inbraken
(dat gij) inbreket(dat gij) inbraket
(dat zij) inbreken(dat zij) inbraken
Imperative mood
Singular/PluralPlural
breek inbreekt in
Participles
Present participlePast participle
inbrekend, inbrekende(hebben) ingebroken

Usage samples

Ze willen inbreken en het schilderij stelen!
Kunnen we niet inbreken en hem overmeesteren?
Ik heb ergens ingebroken.

Translations

Afrikaansinbreek
Englishbreak into a house
Esperantoeniri perforte