Information about the word agaceren (Dutch → Esperanto: agaci)

Synonyms: irriteren, prikkelen

Part of speechverb
Pronunciation/aɣaˈseːrə(n)/
Hyphenationaga·ce·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) agaceer(ik) agaceerde
(jij) agaceert(jij) agaceerde
(hij) agaceert(hij) agaceerde
(wij) agaceren(wij) agaceerden
(jullie) agaceren(jullie) agaceerden
(gij) agaceert(gij) agaceerdet
(zij) agaceren(zij) agaceerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) agacere(dat ik) agaceerde
(dat jij) agacere(dat jij) agaceerde
(dat hij) agacere(dat hij) agaceerde
(dat wij) agaceren(dat wij) agaceerden
(dat jullie) agaceren(dat jullie) agaceerden
(dat gij) agaceret(dat gij) agaceerdet
(dat zij) agaceren(dat zij) agaceerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
agaceeragaceert
Participles
Present participlePast participle
agacerend, agacerende(hebben) geagaceerd

Translations

Danishtirre
Englishirritate; set on edge; aggravate; set
Esperantoagaci
Frenchagacer
Germanangreifen; reizen; herausfordern; stumpf machen; provozieren
Italianirritare
Portugueseirritar
Spanishdar dentera