Information about the word besluipen (Dutch → Esperanto: ŝteliri al)

Part of speechverb
Pronunciation/bəˈslœy̯̯pə(n)/
Hyphenationbe·slui·pen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) besluip(ik) besloop
(jij) besluipt(jij) besloop
(hij) besluipt(hij) besloop
(wij) besluipen(wij) beslopen
(jullie) besluipen(jullie) beslopen
(gij) besluipt(gij) besloopt
(zij) besluipen(zij) beslopen
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) besluipe(dat ik) beslope
(dat jij) besluipe(dat jij) beslope
(dat hij) besluipe(dat hij) beslope
(dat wij) besluipen(dat wij) beslopen
(dat jullie) besluipen(dat jullie) beslopen
(dat gij) besluipet(dat gij) beslopet
(dat zij) besluipen(dat zij) beslopen
Imperative mood
Singular/PluralPlural
besluipbesluipt
Participles
Present participlePast participle
besluipend, besluipende(hebben) beslopen

Usage samples

Terwijl Baree daar onder zijn boom lag, was Sekoosew bezig zijn prooi te besluipen.
Langzaam, en duidelijk met grote tegenzin stapte hij op de deur toe, als een jager die een prooi besluipt die hij eigenlijk beneden zijn waardigheid vindt.
Ze beslopen ons dus aan beide kanten van de strook gras, onder dekking van de struiken.
Besloop hij me?

Translations

Englishstalk
Esperantoŝteliri al