Information about the word schminken (Dutch → Esperanto: ŝminki)

Synonyms: blanketten, grimeren, opmaken

Part of speechverb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) schmink(ik) schminkte
(jij) schminkt(jij) schminkte
(hij) schminkt(hij) schminkte
(wij) schminken(wij) schminkten
(jullie) schminken(jullie) schminkten
(gij) schminkt(gij) schminktet
(zij) schminken(zij) schminkten
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) schminke(dat ik) schminkte
(dat jij) schminke(dat jij) schminkte
(dat hij) schminke(dat hij) schminkte
(dat wij) schminken(dat wij) schminkten
(dat jullie) schminken(dat jullie) schminkten
(dat gij) schminket(dat gij) schminktet
(dat zij) schminken(dat zij) schminkten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
schminkschminkt
Participles
Present participlePast participle
schminkend, schminkende(hebben) geschminkt

Translations

Danishsminke
Englishpaint
Esperantoŝminki
Faeroesesmyrja
Frenchmaquiller
Papiamentorushi
Portuguesemaquilar
Spanishmaquillar