Information about the word ronddwalen (Dutch → Esperanto: vagi)

Synonyms: dolen, dwalen, ronddolen, rondzwerven, waren, zwerven, rondwaren

Part of speechverb
Pronunciation/ˈrɔndʋalə(n)/
Hyphenationrond·dwa·len

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) dwaal rond(ik) dwaalde rond
(jij) dwaalt rond(jij) dwaalde rond
(hij) dwaalt rond(hij) dwaalde rond
(wij) dwalen rond(wij) dwaalden rond
(jullie) dwalen rond(jullie) dwaalden rond
(gij) dwaalt rond(gij) dwaaldet rond
(zij) dwalen rond(zij) dwaalden rond
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) ronddwale(dat ik) ronddwaalde
(dat jij) ronddwale(dat jij) ronddwaalde
(dat hij) ronddwale(dat hij) ronddwaalde
(dat wij) ronddwalen(dat wij) ronddwaalden
(dat jullie) ronddwalen(dat jullie) ronddwaalden
(dat gij) ronddwalet(dat gij) ronddwaaldet
(dat zij) ronddwalen(dat zij) ronddwaalden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
dwaal ronddwaalt rond
Participles
Present participlePast participle
ronddwalend, ronddwalende(hebben) rondgedwaald

Usage samples

Ook dwalen er, in het holst van de nacht, lichtjes rond en soms hoort men er vreemde geluiden.

Translations

Catalanvagar
Danishstrejfe om
Englishroam; wander; stray
Esperantovagi
Faeroesefjakka
Finnishvaeltaa
Frencherrer; rôder; vaguer
Germanbummeln; herumschweifen; irren; streifen; umherstreifen; vagieren; umherziehen; umherwandern; umherirren; sich umhertreiben; strolchen
Latinvagari
Polishwłóczyć się
Portugueseerrar; perambular; vadiar; vagabundear; vagar
Russianблуждать; бродить
Saterland Frisianbummelje; daidelje; dweele; gängelje; klüngelje
Spanisherrar; vagabundear; vagar
Swedishirra
West Frisiandoale; doarmje; dwale; swalkje; swerve