Information about the word doorhebben (Dutch → Esperanto: travidi)

Synonym: dóórzien

Part of speechverb
Pronunciation/ˈdorɦɛbə(n)/
Hyphenationdoor·heb·ben

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) heb door(ik) had door
(jij) hebt door(jij) had door
(hij) hebt door(hij) had door
(wij) hebben door(wij) hadden door
(jullie) hebben door(jullie) hadden door
(gij) hebt door(gij) hadt door
(zij) hebben door(zij) hadden door
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) doorhebbe(dat ik) doorhadde
(dat jij) doorhebbe(dat jij) doorhadde
(dat hij) doorhebbe(dat hij) doorhadde
(dat wij) doorhebben(dat wij) doorhadden
(dat jullie) doorhebben(dat jullie) doorhadden
(dat gij) doorhebbet(dat gij) doorhaddet
(dat zij) doorhebben(dat zij) doorhadden
Participles
Present participlePast participle
doorhebbend, doorhebbende(hebben) doorgehad

Usage samples

Hij had al direct door dat vechtpartijen hier aan de orde van de dag zijn.
Gelukkig had onze voorzitter deze figuur meteen door.

Translations

Englishsee through
Esperantotravidi
Portuguese<penetrar com o olhar alguma coisa que não impede a visão>