Information about the word verleggen (Dutch → Esperanto: transloki)

Synonyms: ómzetten, overbrengen, overplaatsen, verplaatsen, verhalen

Part of speechverb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) verleg(ik) verlegde
(jij) verlegt(jij) verlegde
(hij) verlegt(hij) verlegde
(wij) verleggen(wij) verlegden
(jullie) verleggen(jullie) verlegden
(gij) verlegt(gij) verlegdet
(zij) verleggen(zij) verlegden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) verlegge(dat ik) verlegde
(dat jij) verlegge(dat jij) verlegde
(dat hij) verlegge(dat hij) verlegde
(dat wij) verleggen(dat wij) verlegden
(dat jullie) verleggen(dat jullie) verlegden
(dat gij) verlegget(dat gij) verlegdet
(dat zij) verleggen(dat zij) verlegden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
verlegverlegt
Participles
Present participlePast participle
verleggend, verleggende(hebben) verlegd

Translations

Englishmove; transfer; transpose
Esperantotransloki; aliloki; lokŝanĝigi
Faeroeseflyta
Frenchremuer
Low Germanverplaatsen
Polishzmienić miejsce
Spanishtrasladar
West Frisianferplakke