Information about the word opzuigen (Dutch → Esperanto: suĉi)

Synonyms: lurken, zuigen, trekken

Part of speechverb
Pronunciation/ˈɔpsœy̯ɣə(n)/
Hyphenationop·zui·gen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) zuig op(ik) zoog op
(jij) zuigt op(jij) zoog op
(hij) zuigt op(hij) zoog op
(wij) zuigen op(wij) zogen op
(jullie) zuigen op(jullie) zogen op
(gij) zuigt op(gij) zoogt op
(zij) zuigen op(zij) zogen op
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) opzuige(dat ik) opzoge
(dat jij) opzuige(dat jij) opzoge
(dat hij) opzuige(dat hij) opzoge
(dat wij) opzuigen(dat wij) opzogen
(dat jullie) opzuigen(dat jullie) opzogen
(dat gij) opzuiget(dat gij) opzoget
(dat zij) opzuigen(dat zij) opzogen
Imperative mood
Singular/PluralPlural
zuig opzuigt op
Participles
Present participlePast participle
opzuigend, opzuigende(hebben) opgezogen

Translations

Esperantosuĉi