Information about the word stabiliseren (Dutch → Esperanto: stabiligi)

Part of speechverb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) stabiliseer(ik) stabiliseerde
(jij) stabiliseert(jij) stabiliseerde
(hij) stabiliseert(hij) stabiliseerde
(wij) stabiliseren(wij) stabiliseerden
(jullie) stabiliseren(jullie) stabiliseerden
(gij) stabiliseert(gij) stabiliseerdet
(zij) stabiliseren(zij) stabiliseerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) stabilisere(dat ik) stabiliseerde
(dat jij) stabilisere(dat jij) stabiliseerde
(dat hij) stabilisere(dat hij) stabiliseerde
(dat wij) stabiliseren(dat wij) stabiliseerden
(dat jullie) stabiliseren(dat jullie) stabiliseerden
(dat gij) stabiliseret(dat gij) stabiliseerdet
(dat zij) stabiliseren(dat zij) stabiliseerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
stabiliseerstabiliseert
Participles
Present participlePast participle
stabiliserend, stabiliserende(hebben) gestabiliseerd

Translations

Englishstabilize
Esperantostabiligi