Information about the word resulteren (Dutch → Esperanto: rezulti)

Synonyms: uitkomen, volgen, voortkomen, voortspruiten, voortvloeien, uitpakken

Part of speechverb
Pronunciation/rezɵlˈterə(n)/
Hyphenationre·sul·te·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(hij) resulteert(hij) resulteerde
(zij) resulteren(zij) resulteerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat hij) resultere(dat hij) resulteerde
(dat zij) resulteren(dat zij) resulteerden
Participles
Present participlePast participle
resulterend, resulterende(hebben) geresulteerd

Translations

Catalanresultar
Englishresult
Esperantorezulti; rezultatigi
Frenchaboutir; résulter
Germanresultieren
Low Germanvolgen
Portugueseredundar; resultar
Saterland Frisianresultierje
Spanishresultar; seguirse