Synonyms: terugkrijgen, terugontvangen, recupereren
Conjugation
Indicative mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(ik) heb terug | (ik) had terug |
(jij) hebt terug | (jij) had terug |
(hij) hebt terug | (hij) had terug |
(wij) hebben terug | (wij) hadden terug |
(jullie) hebben terug | (jullie) hadden terug |
(gij) hebt terug | (gij) hadt terug |
(zij) hebben terug | (zij) hadden terug |
Subjunctive mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(dat ik) terughebbe | (dat ik) terughadde |
(dat jij) terughebbe | (dat jij) terughadde |
(dat hij) terughebbe | (dat hij) terughadde |
(dat wij) terughebben | (dat wij) terughadden |
(dat jullie) terughebben | (dat jullie) terughadden |
(dat gij) terughebbet | (dat gij) terughaddet |
(dat zij) terughebben | (dat zij) terughadden |
Participles |
---|
Present participle | Past participle |
---|
terughebbend, terughebbende | (hebben) teruggehad |