Information about the word opvragen (Dutch → Esperanto: repostuli)

Synonyms: opeisen, opvorderen, terugeisen, terugvorderen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈɔpvraɣə(n)/
Hyphenationop·vra·gen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) vraag op(ik) vraagde op, vroeg op
(jij) vraagt op(jij) vraagde op, vroeg op
(hij) vraagt op(hij) vraagde op, vroeg op
(wij) vragen op(wij) vraagden op, vroegen op
(jullie) vragen op(jullie) vraagden op, vroegen op
(gij) vraagt op(gij) vraagdet op, vroegt op
(zij) vragen op(zij) vraagden op, vroegen op
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) opvrage(dat ik) opvraagde, opvroege
(dat jij) opvrage(dat jij) opvraagde, opvroege
(dat hij) opvrage(dat hij) opvraagde, opvroege
(dat wij) opvragen(dat wij) opvraagden, opvroegen
(dat jullie) opvragen(dat jullie) opvraagden, opvroegen
(dat gij) opvraget(dat gij) opvraagdet, opvroeget
(dat zij) opvragen(dat zij) opvraagden, opvroegen
Imperative mood
Singular/PluralPlural
vraag opvraagt op
Participles
Present participlePast participle
opvragend, opvragende(hebben) opgevraagd

Translations

Englishreclaim
Esperantorepostuli