Information about the word opvorderen (Dutch → Esperanto: repostuli)

Synonyms: opeisen, opvragen, terugeisen, terugvorderen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈɔopfɔrdərə(n)/
Hyphenationop·vor·de·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) vorder op(ik) vorderde op
(jij) vordert op(jij) vorderde op
(hij) vordert op(hij) vorderde op
(wij) vorderen op(wij) vorderden op
(jullie) vorderen op(jullie) vorderden op
(gij) vordert op(gij) vorderdet op
(zij) vorderen op(zij) vorderden op
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) opvordere(dat ik) opvorderde
(dat jij) opvordere(dat jij) opvorderde
(dat hij) opvordere(dat hij) opvorderde
(dat wij) opvorderen(dat wij) opvorderden
(dat jullie) opvorderen(dat jullie) opvorderden
(dat gij) opvorderet(dat gij) opvorderdet
(dat zij) opvorderen(dat zij) opvorderden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
vorder opvordert op
Participles
Present participlePast participle
opvorderend, opvorderende(hebben) opgevorderd

Translations

Englishreclaim
Esperantorepostuli