Information about the word voorschieten (Dutch → Esperanto: pruntedoni)

Synonyms: borgen, lenen, uitlenen

Part of speechverb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) schiet voor(ik) schoot voor
(jij) schiet voor(jij) schoot voor
(hij) schiet voor(hij) schoot voor
(wij) schieten voor(wij) schoten voor
(jullie) schieten voor(jullie) schoten voor
(gij) schiet voor(gij) schoot voor
(zij) schieten voor(zij) schoten voor
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) voorschiete(dat ik) voorschote
(dat jij) voorschiete(dat jij) voorschote
(dat hij) voorschiete(dat hij) voorschote
(dat wij) voorschieten(dat wij) voorschoten
(dat jullie) voorschieten(dat jullie) voorschoten
(dat gij) voorschietet(dat gij) voorschotet
(dat zij) voorschieten(dat zij) voorschoten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
schiet voorschiet voor
Participles
Present participlePast participle
voorschietend, voorschietende(hebben) voorgeschoten

Translations

Danishlåne
Englishlend; loan
English (Old English)aborgian
Esperantopruntedoni; alprunti; prunti
Germanborgen; leihen
Polishpożyczyć
Portuguesedar por empréstimo; emprestar
Romanianîmprumuta
Russianдавать взаймы
Saterland Frisianbuurgje
Spanishadelantar; dar en préstamo
Srananleni
Thaiให้ยืม