Information about the word welvaren (Dutch → Esperanto: prosperi)

Synonyms: bloeien, floreren, gedijen, tieren, vooruitkomen

Part of speechverb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) vaar wel(ik) voer wel
(jij) vaart wel(jij) voer wel
(hij) vaart wel(hij) voer wel
(wij) varen wel(wij) voeren wel
(jullie) varen wel(jullie) voeren wel
(gij) vaart wel(gij) voert wel
(zij) varen wel(zij) voeren wel
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) welvare(dat ik) welvoere
(dat jij) welvare(dat jij) welvoere
(dat hij) welvare(dat hij) welvoere
(dat wij) welvaren(dat wij) welvoeren
(dat jullie) welvaren(dat jullie) welvoeren
(dat gij) welvaret(dat gij) welvoeret
(dat zij) welvaren(dat zij) welvoeren
Participles
Present participlePast participle
welvarend, welvarende(hebben/zijn) welgevaren

Translations

Afrikaansfloreer
Catalanprosperar
Englishbe succesful; prosper; flourish; thrive
Esperantoprosperi; flori
Faeroeseeydnast; trívast
Frenchprospérer
Germangedeihen; gelingen; geraten; glücken; prosperieren
Greekακμάζω
Italianprosperare
Polishpowodzić się; prosperować
Portugueseprosperar
Saterland Frisiandäie; gelinge; glukje; roakje; tiegje
Spanishprosperar