Information about the word uitloven (Dutch → Esperanto: promesi)

Synonyms: beloven, toezeggen, verzeggen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈœʏ̯tlovə(n)/
Hyphenationuit·lo·ven

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) loof uit(ik) loofde uit
(jij) looft uit(jij) loofde uit
(hij) looft uit(hij) loofde uit
(wij) loven uit(wij) loofden uit
(jullie) loven uit(jullie) loofden uit
(gij) looft uit(gij) loofdet uit
(zij) loven uit(zij) loofden uit
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) uitlove(dat ik) uitloofde
(dat jij) uitlove(dat jij) uitloofde
(dat hij) uitlove(dat hij) uitloofde
(dat wij) uitloven(dat wij) uitloofden
(dat jullie) uitloven(dat jullie) uitloofden
(dat gij) uitlovet(dat gij) uitloofdet
(dat zij) uitloven(dat zij) uitloofden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
loof uitlooft uit
Participles
Present participlePast participle
uitlovend, uitlovende(hebben) uitgeloofd

Usage samples

Er is een beloning uitgeloofd van 10% der geroofde schatten.

Translations

Afrikaansbeloof; belowe
Catalanprometre
Czechpřislíbit; slíbit
Danishlove
Englishpromise
English (Old English)behatan
Esperantopromesi
Faeroeselova
Finnishluvata
Frenchassurer; promettre
Germangeloben; verheißen; versprechen; zusagen
Icelandiclofa
Italianpromettere
Latinpolliceri; promittere
Norwegianlove
Papiamentoprimintí
Polishobiecywać
Portugueseprometer
Saterland Frisianferspreeke; toutälle
Spanishprometer
Srananpramisi
Swedishlova
Thaiสัญญา