Synonyms: bedenken, nadenken, nadenken over, prakkezeren, prakkizeren, wikken, zinnen, zinnen op
Part of speech | verb |
---|
Pronunciation | /ovərˈdɛŋkə(n)/ |
---|
Hyphenation | over·den·ken |
---|
Conjugation
Indicative mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(ik) overdenk | (ik) overdacht |
(jij) overdenkt | (jij) overdacht |
(hij) overdenkt | (hij) overdacht |
(wij) overdenken | (wij) overdachten |
(jullie) overdenken | (jullie) overdachten |
(gij) overdenkt | (gij) overdacht |
(zij) overdenken | (zij) overdachten |
Subjunctive mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(dat ik) overdenke | (dat ik) overdachte |
(dat jij) overdenke | (dat jij) overdachte |
(dat hij) overdenke | (dat hij) overdachte |
(dat wij) overdenken | (dat wij) overdachten |
(dat jullie) overdenken | (dat jullie) overdachten |
(dat gij) overdenket | (dat gij) overdachtet |
(dat zij) overdenken | (dat zij) overdachten |
Imperative mood |
---|
Singular/Plural | Plural |
---|
overdenk | overdenkt |
Participles |
---|
Present participle | Past participle |
---|
overdenkend, overdenkende | (hebben) overdacht |
U kunt nu gaan en overdenken wat ik u gezegd heb.
Hij overdacht of het haalbaar was naar de poort te hollen en erdoor weg te snellen in de duisternis.
Onmiddellijk bij het aanbreken van de dag overdacht Bourcart de maatregelen die genomen moesten worden.
Aldus overdacht Ronald Nilder de ontvangen mededeling, precies zoals de Saint verwacht had, en verliet zijn flat ongeveer vijf minuten later.