Information about the word uitkomen (Dutch → Esperanto: aperi)

Synonyms: opdagen, opdraven, te voorschijn komen, verschijnen, zijn entree maken, voor de dag komen, voor den dag komen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈœy̯tkomə(n)/
Hyphenationuit·ko·men

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) kom uit(ik) kwam uit
(jij) komt uit(jij) kwam uit
(hij) komt uit(hij) kwam uit
(wij) komen uit(wij) kwamen uit
(jullie) komen uit(jullie) kwamen uit
(gij) komt uit(gij) kwaamt uit
(zij) komen uit(zij) kwamen uit
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) uitkome(dat ik) uitkwame
(dat jij) uitkome(dat jij) uitkwame
(dat hij) uitkome(dat hij) uitkwame
(dat wij) uitkomen(dat wij) uitkwamen
(dat jullie) uitkomen(dat jullie) uitkwamen
(dat gij) uitkomet(dat gij) uitkwamet
(dat zij) uitkomen(dat zij) uitkwamen
Imperative mood
Singular/PluralPlural
kom uitkomt uit
Participles
Present participlePast participle
uitkomend, uitkomende(zijn) uitgekomen

Usage samples

Als de zon boven die den uitkomt, moet je drie anderen wakker maken.

Translations

Afrikaansverskyn; opdaag
Catalanaparèixer
Englishappear; emerge
Esperantoaperi
Faeroesekoma
Finnishtulla näkyviin
Frenchapparaître; paraître; surgir
Germanerscheinen; zum Vorschein kommen; sich zeigen; auftauchen; zutage treten; an den Tag kommen; ans Licht kommen; als … dastehen; herauskommen
Greekεμφανίζομαι; φαίνομαι
Hungarianfeltűnik; megjelenik
Icelandickoma í ljós
Italianapparire
Latinapparere; comparere
Low Germanverskynen
Papiamentoaparesé
Polishpojawiać się
Portugueseaparecer; publicar‐se; sair à luz; vir a lume
Romanianapărea; se arăta; se ivi
Russianявляться
Saterland Frisianärschiene; ärskiene
Scottish Gaeliccoimhead
Spanishaparecer
West Frisianferskine