Synonyms: meedoen, meemaken, participeren, deelnemen aan
Part of speech | verb |
---|
Pronunciation | /ˈdelnemə(n)/ |
---|
Hyphenation | deel·ne·men |
---|
Conjugation
Indicative mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(ik) deelneem | (ik) deelnam |
(jij) deelneemt | (jij) deelnam |
(hij) deelneemt | (hij) deelnam |
(wij) deelnemen | (wij) deelnamen |
(jullie) deelnemen | (jullie) deelnamen |
(gij) deelneemt | (gij) deelnaamt |
(zij) deelnemen | (zij) deelnamen |
Subjunctive mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(dat ik) deelneme | (dat ik) deelname |
(dat jij) deelneme | (dat jij) deelname |
(dat hij) deelneme | (dat hij) deelname |
(dat wij) deelnemen | (dat wij) deelnamen |
(dat jullie) deelnemen | (dat jullie) deelnamen |
(dat gij) deelnemet | (dat gij) deelnamet |
(dat zij) deelnemen | (dat zij) deelnamen |
Imperative mood |
---|
Singular/Plural | Plural |
---|
neem deel | neemt deel |
Participles |
---|
Present participle | Past participle |
---|
deelnemend, deelnemende | (hebben) deelgenomen |