Information about the word voorafgaan (Dutch → Esperanto: antaŭiri)

Synonyms: voorgaan, voorlopen, vooropgaan

Part of speechverb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) ga vooraf(ik) ging vooraf
(jij) gaat vooraf(jij) ging vooraf
(hij) gaat vooraf(hij) ging vooraf
(wij) gaan vooraf(wij) gingen vooraf
(jullie) gaan vooraf(jullie) gingen vooraf
(gij) gaat vooraf(gij) gingt vooraf
(zij) gaan vooraf(zij) gingen vooraf
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) voorafga(dat ik) voorafginge
(dat jij) voorafga(dat jij) voorafginge
(dat hij) voorafga(dat hij) voorafginge
(dat wij) voorafgaan(dat wij) voorafgingen
(dat jullie) voorafgaan(dat jullie) voorafgingen
(dat gij) voorafgaat(dat gij) voorafginget
(dat zij) voorafgaan(dat zij) voorafgingen
Imperative mood
Singular/PluralPlural
ga voorafgaat vooraf
Participles
Present participlePast participle
voorafgaand, voorafgaande(zijn) voorafgegaan

Translations

Danishgå foran
Englishprecede
Esperantoantaŭiri
Frenchprécéder
Germanvorangehen; vorausgehen; vornweg gehen; vorhergehen; vorgehen
Latinantecedere; anteire; anteviare