Information about the word wegmaken (Dutch → Esperanto: narkoti)

Synonyms: bedwelmen, drogeren, narcotiseren, verdoven

Part of speechverb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) maak weg(ik) maakte weg
(jij) maakt weg(jij) maakte weg
(hij) maakt weg(hij) maakte weg
(wij) maken weg(wij) maakten weg
(jullie) maken weg(jullie) maakten weg
(gij) maakt weg(gij) maaktet weg
(zij) maken weg(zij) maakten weg
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) wegmake(dat ik) wegmaakte
(dat jij) wegmake(dat jij) wegmaakte
(dat hij) wegmake(dat hij) wegmaakte
(dat wij) wegmaken(dat wij) wegmaakten
(dat jullie) wegmaken(dat jullie) wegmaakten
(dat gij) wegmaket(dat gij) wegmaaktet
(dat zij) wegmaken(dat zij) wegmaakten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
maak wegmaakt weg
Participles
Present participlePast participle
wegmakend, wegmakende(hebben) weggemaakt

Translations

Czechomámit; uspat
Englishdrug; stupefy; narcotize
Esperantonarkoti
Germanbetäuben; narkotisieren
Portugueseestupefazar; narcotizar
Saterland Frisianbeduust moakje; narkotisierje
Spanishnarcotizar