Information about the word overlijden (Dutch → Esperanto: morti)

Synonyms: de kraaienmars blazen, de pijp aan Maarten geven, doodgaan, de geest geven, heengaan, het loodje leggen, ontslapen, sterven, verscheiden, versmachten, het tijdelijke voor het eeuwige verwisselen, de pijp uit gaan, de laatste adem uitblazen

Part of speechverb
Pronunciation/ovərˈlɛɪ̯də(n)/
Hyphenationover·lij·den

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) overlijd(ik) overleed
(jij) overlijdt(jij) overleed
(hij) overlijdt(hij) overleed
(wij) overlijden(wij) overleden
(gij) overlijdt(gij) overleedt
(zij) overlijden(zij) overleden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) overlijde(dat ik) overlede
(dat jij) overlijde(dat jij) overlede
(dat hij) overlijde(dat hij) overlede
(dat wij) overlijden(dat wij) overleden
(dat gij) overlijdet(dat gij) overledet
(dat zij) overlijden(dat zij) overleden
Participles
Present participlePast participle
overlijdend, overlijdende(zijn) overleden

Usage samples

Zijn vrouw is overleden.
Ze werd naar een ziekenhuis gebracht, waar ze in de loop van de dag overleed.
Het laatste slachtoffer overleed in juni.
Hij kan intussen wel overleden zijn.

Translations

Afrikaansdoodgaan; sterf; sterwe
Catalanmorir
Czechumírat; umřít; zemřít
Danish
Englishdie; pass away; decease
English (Old English)acwelan; sweltan
Esperantomorti
Faeroesedoyggja
Finnishkuolla
Frenchdécéder; mourir
Germansterben
Icelandicdeyja
Italianmorire
Latinmori; moriri
Luxemburgishstierwen
Malaymati; meninggal
Norwegian
Papiamentofayesé; muri
Polishumierać
Portuguesefalecer; morrer
Romanianmuri
Russianумирать
Saterland Frisianstierwe
Scotsdee
Scottish Gaelicbàsaich
Spanishmorir
Sranandede; kraperi
Swahili‐fa
Swedishavlida; dö
Tagalogmamatáy
Thaiตาย
Turkishölmek
West Frisiandeagean; ferstjerre; stjerre
Yiddishשטאַרבן