Information about the word melken (Dutch → Esperanto: melki)

Part of speechverb
Pronunciation/ˈmɛlkə(n)/
Hyphenationmel·ken

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) melk(ik) molk, melkte
(jij) melkt(jij) molk, melkte
(hij) melkt(hij) molk, melkte
(wij) melken(wij) molken, melkten
(jullie) melken(jullie) molken, melkten
(gij) melkt(gij) molkt, melktet
(zij) melken(zij) molken, melkten
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) melke(dat ik) molke, melkte
(dat jij) melke(dat jij) molke, melkte
(dat hij) melke(dat hij) molke, melkte
(dat wij) melken(dat wij) molken, melkten
(dat jullie) melken(dat jullie) molken, melkten
(dat gij) melket(dat gij) molket, melktet
(dat zij) melken(dat zij) molken, melkten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
melkmelkt
Participles
Present participlePast participle
melkend, melkende(hebben) gemolken

Usage samples

De koeien waren gemolken.
Die avond melkte zij de koeien en keerde terug naar het fort.
Ze molk de geiten en dreef ze toen zo vlug mogelijk de omheining uit en het pad naar de berg op.

Translations

Catalanmunyir
Danishmalke
Englishmilk
Esperantomelki
Faeroesemjólka
Finnishlypsää
Frenchtraire
Germanmelken
Icelandicmjólka
Papiamentohala lechi
Portugueseordenhar
Saterland Frisianmeelke
Spanishordeñar
Srananmerki
Swedishmjölka
West Frisianmelke