Information about the word materialiseren (Dutch → Esperanto: materiiĝi)

Synonym: verstoffelijken

Part of speechverb
Pronunciation/materijaliˈzerə(n)/
Hyphenationma·te·ri·a·li·se·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) materialiseer(ik) materialiseerde
(jij) materialiseert(jij) materialiseerde
(hij) materialiseert(hij) materialiseerde
(wij) materialiseren(wij) materialiseerden
(jullie) materialiseren(jullie) materialiseerden
(gij) materialiseert(gij) materialiseerdet
(zij) materialiseren(zij) materialiseerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) materialisere(dat ik) materialiseerde
(dat jij) materialisere(dat jij) materialiseerde
(dat hij) materialisere(dat hij) materialiseerde
(dat wij) materialiseren(dat wij) materialiseerden
(dat jullie) materialiseren(dat jullie) materialiseerden
(dat gij) materialiseret(dat gij) materialiseerdet
(dat zij) materialiseren(dat zij) materialiseerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
materialiseermaterialiseert
Participles
Present participlePast participle
materialiserend, materialiserende(zijn) gematerialiseerd

Usage samples

Omdat hij daar maar beperkte tijd kon blijven, kon hij het zich niet permitteren om mijlen van het object dat hij zocht, te materialiseren.

Translations

Englishmaterialize
Esperantomateriiĝi