Information about the word verspillen (Dutch → Esperanto: malŝpari)

Synonyms: opmaken, verdoen, verklungelen, verknoeien, verkwisten, vermorsen

Part of speechverb
Pronunciation/vərˈspɪlə(n)/
Hyphenationver·spil·len

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) verspil(ik) verspilde
(jij) verspilt(jij) verspilde
(hij) verspilt(hij) verspilde
(wij) verspillen(wij) verspilden
(jullie) verspillen(jullie) verspilden
(gij) verspilt(gij) verspildet
(zij) verspillen(zij) verspilden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) verspille(dat ik) verspilde
(dat jij) verspille(dat jij) verspilde
(dat hij) verspille(dat hij) verspilde
(dat wij) verspillen(dat wij) verspilden
(dat jullie) verspillen(dat jullie) verspilden
(dat gij) verspillet(dat gij) verspildet
(dat zij) verspillen(dat zij) verspilden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
verspilverspilt
Participles
Present participlePast participle
verspillend, verspillende(hebben) verspild

Usage samples

Laten we dan geen tijd verspillen.
Maar verspil hem niet wat hij is uiterst kostbaar.
Baojian verspilde geen tijd in Golsse.
Hij verspilt juist om de voorkomen dat jíj dat zal verspillen.

Translations

Danishspilde
Englishwaste; squander
English (Old English)forspillan
Esperantomalŝpari
Frenchdissiper; gaspiller; prodiguer
Germanvergeuden; verschwenden
Papiamentodispidí; drispidí; malgastá
Portuguesedissipar; esbanjar
Saterland Frisianapmoakje; ferdwo; ferklaadje; ferkwitkerje; ferkwitkje; fernäile; truchjoagje
Spanishacabar
Swedishslösa; öda; ödsla
West Frisianferdwaan