Information about the word loskomen (Dutch → Esperanto: malrigidiĝi)

Part of speechverb
Pronunciation/ˈlɔskomə(n)/
Hyphenationlos·ko·men

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) loskom (ik) loskwam
(jij) loskomt (jij) loskwam
(hij) loskomt (hij) loskwam
(wij) loskomen (wij) loskwamen
(jullie) loskomen (jullie) loskwamen
(gij) loskomt (gij) loskwaamt
(zij) loskomen (zij) loskwamen
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) loskome(dat ik) loskwame
(dat jij) loskome(dat jij) loskwame
(dat hij) loskome(dat hij) loskwame
(dat wij) loskomen(dat wij) loskwamen
(dat jullie) loskomen(dat jullie) loskwamen
(dat gij) loskomet(dat gij) loskwamet
(dat zij) loskomen(dat zij) loskwamen
Imperative mood
Singular/PluralPlural
kom loskomt los
Participles
Present participlePast participle
loskomend, loskomende(zijn) losgekomen

Translations

Englishrelax
Esperantomalrigidiĝi