Information about the word aftakelen (Dutch → Esperanto: malrigi)

Synonyms: aftuigen, onttakelen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈɑftakələ(n)/
Hyphenationaf·ta·ke·len

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) takel af(ik) takelde af
(jij) takelt af(jij) takelde af
(hij) takelt af(hij) takelde af
(wij) takelen af(wij) takelden af
(jullie) takelen af(jullie) takelden af
(gij) takelt af(gij) takeldet af
(zij) takelen af(zij) takelden af
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) aftakele(dat ik) aftakelde
(dat jij) aftakele(dat jij) aftakelde
(dat hij) aftakele(dat hij) aftakelde
(dat wij) aftakelen(dat wij) aftakelden
(dat jullie) aftakelen(dat jullie) aftakelden
(dat gij) aftakelet(dat gij) aftakeldet
(dat zij) aftakelen(dat zij) aftakelden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
takel aftakelt af
Participles
Present participlePast participle
aftakelend, aftakelende(hebben) afgetakeld

Translations

Englishdismantle; unrig
Esperantomalrigi
Romaniandemonta; desface
West Frisianôftakelje