Information about the word snappen (Dutch → Esperanto: kompreni)

Synonyms: begrijpen, hoogte krijgen van, vatten, verstaan, kneizen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈsnɑpə(n)/
Hyphenationsnap·pen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) snap(ik) snapte
(jij) snapt(jij) snapte
(hij) snapt(hij) snapte
(wij) snappen(wij) snapten
(jullie) snappen(jullie) snapten
(gij) snapt(gij) snaptet
(zij) snappen(zij) snapten
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) snappe(dat ik) snapte
(dat jij) snappe(dat jij) snapte
(dat hij) snappe(dat hij) snapte
(dat wij) snappen(dat wij) snapten
(dat jullie) snappen(dat jullie) snapten
(dat gij) snappet(dat gij) snaptet
(dat zij) snappen(dat zij) snapten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
snapsnapt
Participles
Present participlePast participle
snappend, snappende(hebben) gesnapt

Usage samples

Maar nu snap ik het.
Ik snap niet wat die lui hier te zoeken hebben.
Arglistig verstond hem heel goed, maar voor de matroos deed hij net alsof hij er ook niets van snapte.

Translations

Afrikaansbegryp; verstaan
Albaniankuptoj
Catalancomprendre; entendre
Czechchápat; pochopit; rozumět
Danishforstå
Englishunderstand; catch
English (Old English)undergietan
Esperantokompreni
Faeroesefata; skilja
Finnishymmärtää
Frenchcomprendre
Germanbegreifen; erfassen; verstehen; kapieren; einsehen
Greek (Old Greek)αἰσθάνομαι
Hungarianért; megért
Icelandicskilja
Italiancapire; comprendere
Jamaican Patoisandastan
Latinintellegere
Low Germanbegrypen
Malayfaham; mengerti
Norwegianforstå
Papiamentokèch; komprendé; komprondé
Polishrozumieć
Portugueseapreender; compreender; entender
Romanianînțelege
Russianпонимать; понять
Saterland Frisianbegriepe; ferstounde
Scottish Gaelictuig
Spanishcomprender; entender
Srananfrustan
Swedishbegripa
Thaiสำคัญ; เข้าใจ
Turkishanlamak
West Frisianbegripe; ferstean