Information about the word warrelen (Dutch → Esperanto: kirliĝi)

Synonyms: dwarrelen, kolken, wervelen, zwirrelen

Part of speechverb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) warrel(ik) warrelde
(jij) warrelt(jij) warrelde
(hij) warrelt(hij) warrelde
(wij) warrelen(wij) warrelden
(jullie) warrelen(jullie) warrelden
(gij) warrelt(gij) warreldet
(zij) warrelen(zij) warrelden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) warrele(dat ik) warrelde
(dat jij) warrele(dat jij) warrelde
(dat hij) warrele(dat hij) warrelde
(dat wij) warrelen(dat wij) warrelden
(dat jullie) warrelen(dat jullie) warrelden
(dat gij) warrelet(dat gij) warreldet
(dat zij) warrelen(dat zij) warrelden
Participles
Present participlePast participle
warrelend, warrelende(hebben) gewarreld

Translations

Englishswirl; whirl
Esperantokirliĝi
Frenchtourbilloner
Germanquirlen; wirbeln; herumwirbeln; herumgewirbelt werden