Information about the word casseren (Dutch → Esperanto: kasacii)

Synonym: nietig verklaren

Part of speechverb
Pronunciation/kɑˈserə(n)/
Hyphenationcas·se·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) casseer(ik) casseerde
(jij) casseert(jij) casseerde
(hij) casseert(hij) casseerde
(wij) casseren(wij) casseerden
(jullie) casseren(jullie) casseerden
(gij) casseert(gij) casseerdet
(zij) casseren(zij) casseerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) cassere(dat ik) casseerde
(dat jij) cassere(dat jij) casseerde
(dat hij) cassere(dat hij) casseerde
(dat wij) casseren(dat wij) casseerden
(dat jullie) casseren(dat jullie) casseerden
(dat gij) casseret(dat gij) casseerdet
(dat zij) casseren(dat zij) casseerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
casseercasseert
Participles
Present participlePast participle
casserend, casserende(hebben) gecasseerd

Translations

Englishreverse; quash
Esperantokasacii
Faeroesestrika; vraka
Germankassieren; für ungültig erklären; aufheben