Information about the word kanoën (Dutch → Esperanto: kanuveturi)

Synonym: kanovaren

Part of speechverb
Pronunciation/ˈkanoʋə(n)/
Hyphenationka·no·en

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) kano(ik) kanode
(jij) kanoot(jij) kanode
(hij) kanoot(hij) kanode
(wij) kanoën(wij) kanoden
(jullie) kanoën(jullie) kanoden
(gij) kanoot(gij) kanodet
(zij) kanoën(zij) kanoden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) kano(dat ik) kanode
(dat jij) kano(dat jij) kanode
(dat hij) kano(dat hij) kanode
(dat wij) kanoën(dat wij) kanoden
(dat jullie) kanoën(dat jullie) kanoden
(dat gij) kanoët(dat gij) kanodet
(dat zij) kanoën(dat zij) kanoden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
kanokanot
Participles
Present participlePast participle
kanoënd, kanoënde(hebben) gekanood

Translations

Englishcanoe
Esperantokanuveturi