Information about the word wetten (Dutch → Esperanto: akrigi)

Synonyms: aanzetten, scherpen, slijpen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈʋetə(n)/
Hyphenationwet·ten

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) wet(ik) wette
(jij) wet(jij) wette
(hij) wet(hij) wette
(wij) wetten(wij) wetten
(jullie) wetten(jullie) wetten
(gij) wet(gij) wettet
(zij) wetten(zij) wetten
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) wette(dat ik) wette
(dat jij) wette(dat jij) wette
(dat hij) wette(dat hij) wette
(dat wij) wetten(dat wij) wetten
(dat jullie) wetten(dat jullie) wetten
(dat gij) wettet(dat gij) wettet
(dat zij) wetten(dat zij) wetten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
wetwet
Participles
Present participlePast participle
wettend, wettende(hebben) gewet

Usage samples

Niet ver van daar zat een gedaante een stenen scherf vlijmscherp te wetten.
Mijn zwaard is gewet, Kulgan.

Translations

Afrikaansslyp; wet; skerpmaak
Catalanafilar; aguditzar; agusar; esmolar; estimular
Czechbrousit; nabrousit; naostřit; ostřit
Englishwhet
Esperantoakrigi
Faeroesehvessa
Frenchaffiler; afluter; aiguiser
Germanschleifen; wetzen; scharf machen; schärfen; spitzen
Hungarianélesít
Icelandicbrýna; hvessa; skarpa
Latinacuere
Portugueseacerar; afiar; aguçar
Saterland Frisiansliepe; wätje
Scotsaaber up
Spanishafilar
Sranansrapu
Swedishskärpa; slipa
Turkishbilemek