Information about the word voorspannen (Dutch → Esperanto: jungi)

Synonyms: inspannen, optuigen, spannen, tuigen

Part of speechverb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) span voor(ik) spande voor
(jij) spant voor(jij) spande voor
(hij) spant voor(hij) spande voor
(wij) spannen voor(wij) spanden voor
(jullie) spannen voor(jullie) spanden voor
(gij) spant voor(gij) spandet voor
(zij) spannen voor(zij) spanden voor
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) voorspanne(dat ik) voorspande
(dat jij) voorspanne(dat jij) voorspande
(dat hij) voorspanne(dat hij) voorspande
(dat wij) voorspannen(dat wij) voorspanden
(dat jullie) voorspannen(dat jullie) voorspanden
(dat gij) voorspannet(dat gij) voorspandet
(dat zij) voorspannen(dat zij) voorspanden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
span voorspant voor
Participles
Present participlePast participle
voorspannend, voorspannende(hebben) voorgespand

Translations

Catalanjunyir
Englishharness; yoke; span
Esperantojungi; aljungi
Faeroesespenna fyri
Frenchatteler
Germanspannen; anspannen; vorspannen; einspannen; anschirren
Portugueseatrelar; jungir
Saterland Frisianfoarsponne; ousponne; sponne
Spanishuncir