Information about the word interpoleren (Dutch → Esperanto: interpoli)

Synonym: tussenvoegen

Part of speechverb
Pronunciation/ɪntərpoˈlerə(n)/
Hyphenationin·ter·po·le·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) interpoleer(ik) interpoleerde
(jij) interpoleert(jij) interpoleerde
(hij) interpoleert(hij) interpoleerde
(wij) interpoleren(wij) interpoleerden
(jullie) interpoleren(jullie) interpoleerden
(gij) interpoleert(gij) interpoleerdet
(zij) interpoleren(zij) interpoleerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) interpolere(dat ik) interpoleerde
(dat jij) interpolere(dat jij) interpoleerde
(dat hij) interpolere(dat hij) interpoleerde
(dat wij) interpoleren(dat wij) interpoleerden
(dat jullie) interpoleren(dat jullie) interpoleerden
(dat gij) interpoleret(dat gij) interpoleerdet
(dat zij) interpoleren(dat zij) interpoleerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
interpoleerinterpoleert
Participles
Present participlePast participle
interpolerend, interpolerende(hebben) geïnterpoleerd

Translations

Englishinterpolate
Esperantointerpoli
Germaneinschieben; einfügen
Spanishinterpolar