Information about the word injecteren (Dutch → Esperanto: injekti)

Synonym: inspuiten

Part of speechverb
Pronunciation/ɪɲɛkteːrə(n)/
Hyphenationin·jec·te·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) injecteer(ik) injecteerde
(jij) injecteert(jij) injecteerde
(hij) injecteert(hij) injecteerde
(wij) injecteren(wij) injecteerden
(jullie) injecteren(jullie) injecteerden
(gij) injecteert(gij) injecteerdet
(zij) injecteren(zij) injecteerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) injectere(dat ik) injecteerde
(dat jij) injectere(dat jij) injecteerde
(dat hij) injectere(dat hij) injecteerde
(dat wij) injecteren(dat wij) injecteerden
(dat jullie) injecteren(dat jullie) injecteerden
(dat gij) injecteret(dat gij) injecteerdet
(dat zij) injecteren(dat zij) injecteerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
injecteerinjecteert
Participles
Present participlePast participle
injecterend, injecterende(hebben) geïnjecteerd

Translations

Catalaninjectar
Czechvstříknout; vstřikovat
Englishinject
Esperantoinjekti
Frenchinjecter
Germaneinspritzen; injizieren; spritzen
Papiamentoinyektá
Portugueseinjectar
Russianвпрыскивать
Saterland Frisianienspritsje; injizierje
Spanishinyectar
Thaiฉีด
Welshchwistrellu