Information about the word uitreiken (Dutch → Esperanto: havigi)

Synonyms: verschaffen, verstrekken, fourneren

Part of speechverb
Pronunciation/ˈœy̯trɛi̯kə(n)/
Hyphenationuit·rei·ken

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) reik uit(ik) reikte uit
(jij) reikt uit(jij) reikte uit
(hij) reikt uit(hij) reikte uit
(wij) reiken uit(wij) reikten uit
(jullie) reiken uit(jullie) reikten uit
(gij) reikt uit(gij) reiktet uit
(zij) reiken uit(zij) reikten uit
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) uitreike(dat ik) uitreikte
(dat jij) uitreike(dat jij) uitreikte
(dat hij) uitreike(dat hij) uitreikte
(dat wij) uitreiken(dat wij) uitreikten
(dat jullie) uitreiken(dat jullie) uitreikten
(dat gij) uitreiket(dat gij) uitreiktet
(dat zij) uitreiken(dat zij) uitreikten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
reik uitreikt uit
Participles
Present participlePast participle
uitreikend, uitreikende(hebben) uitgereikt

Usage samples

Ik heb de heer Bommel namelijk een belastingaanslag uitgereikt die niet voor hem bestemd was.

Translations

Catalanfacilitar; fornir; proporcionar; proveir; subministrar
Czechobstarat; opatřit; získat
Englishdeliver
Esperantohavigi
Faeroesefáa; útvega
Frenchprocurer
Germananschaffen; beschaffen; besorgen; verschaffen
Portuguesearranjar; obter
Saterland Frisiananschafje; anskafje; besuurgje; ferschafje; ferskafje
Spanishprocurar
West Frisianútrike