Information about the word stoppen (Dutch → Esperanto: haltigi)

Synonyms: aanhouden, keren, staande houden, stilleggen, stilzetten, stuiten, tegenhouden, tot staan brengen, tot stand brengen, tot stilstand brengen, doen stoppen

Part of speechverb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) stop(ik) stopte
(jij) stopt(jij) stopte
(hij) stopt(hij) stopte
(wij) stoppen(wij) stopten
(jullie) stoppen(jullie) stopten
(gij) stopt(gij) stoptet
(zij) stoppen(zij) stopten
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) stoppe(dat ik) stopte
(dat jij) stoppe(dat jij) stopte
(dat hij) stoppe(dat hij) stopte
(dat wij) stoppen(dat wij) stopten
(dat jullie) stoppen(dat jullie) stopten
(dat gij) stoppet(dat gij) stoptet
(dat zij) stoppen(dat zij) stopten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
stopstopt
Participles
Present participlePast participle
stoppend, stoppende(hebben) gestopt

Translations

Afrikaansstuit
Danishstoppe
Englishhalt; stop
Esperantohaltigi
Germananhalten; sperren; zum Stehen bringen; aufhalten
Italianfermare
Low Germanstoppen
Papiamentostòp
Polishzatrzymać
Portuguesefazer parar; reprimir
Saterland Frisiananhoolde; brämsje; speere
Spanishparar
West Frisiantsjinhâlde