Information about the word aangrijpen (Dutch → Esperanto: afekcii)

Part of speechverb
Pronunciation/ˈaŋɣrɛi̯pə(n)/
Hyphenationaan·grij·pen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(hij) grijpt aan(hij) greep aan
(zij) grijpen aan(zij) grepen aan
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat hij) aangrijpe(dat hij) aangrepe
(dat zij) aangrijpen(dat zij) aangrepen
Participles
Present participlePast participle
aangrijpend, aangrijpende(hebben) aangegrepen

Translations

Catalanafectar; alterar; emocionar; produir una afectació
Englishaffect
Esperantoafekcii
Frenchaffecter
Germanaffizieren; erregen; angreifen
Saterland Frisianberüürje; roakje; röögje
Spanishafectar