Information about the word wegblijven (Dutch → Esperanto: forresti)

Part of speechverb
Pronunciation/ˈʋɛɣblɛi̯və(n)/
Hyphenationweg·blij·ven

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) blijf weg(ik) bleef weg
(jij) blijft weg(jij) bleef weg
(hij) blijft weg(hij) bleef weg
(wij) blijven weg(wij) bleven weg
(jullie) blijven weg(jullie) bleven weg
(gij) blijft weg(gij) bleeft weg
(zij) blijven weg(zij) bleven weg
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) wegblijve(dat ik) wegbleve
(dat jij) wegblijve(dat jij) wegbleve
(dat hij) wegblijve(dat hij) wegbleve
(dat wij) wegblijven(dat wij) wegbleven
(dat jullie) wegblijven(dat jullie) wegbleven
(dat gij) wegblijvet(dat gij) wegblevet
(dat zij) wegblijven(dat zij) wegbleven
Imperative mood
Singular/PluralPlural
blijf wegblijft weg
Participles
Present participlePast participle
wegblijvend, wegblijvende(zijn) weggebleven

Usage samples

Bij de tuchtrechter bleef de advocaat vorige maand ook weg.

Translations

Englishabsent oneself; stay away
Esperantoforresti
Frenchs’absenter
Malayjauh
Papiamentofalta