Synonyms: dichtgaan, sluiten, toegroeien, toevallen, zich sluiten
Conjugation
Indicative mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(ik) ga toe | (ik) ging toe |
(jij) gaat toe | (jij) ging toe |
(hij) gaat toe | (hij) ging toe |
(wij) gaan toe | (wij) gingen toe |
(jullie) gaan toe | (jullie) gingen toe |
(gij) gaat toe | (gij) gingt toe |
(zij) gaan toe | (zij) gingen toe |
Subjunctive mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(dat ik) toega | (dat ik) toeginge |
(dat jij) toega | (dat jij) toeginge |
(dat hij) toega | (dat hij) toeginge |
(dat wij) toegaan | (dat wij) toegingen |
(dat jullie) toegaan | (dat jullie) toegingen |
(dat gij) toegaat | (dat gij) toeginget |
(dat zij) toegaan | (dat zij) toegingen |
Participles |
---|
Present participle | Past participle |
---|
toegaand, toegaande | (zijn) toegegaan |