Information about the word uitblussen (Dutch → Esperanto: estingi)

Synonyms: blussen, doven, uitdoen, uitdoven, uitmaken

Part of speechverb
Pronunciation/ˈœy̯̯dblɵsə(n)/
Hyphenationuit·blus·sen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) blus uit(ik) bluste uit
(jij) blust uit(jij) bluste uit
(hij) blust uit(hij) bluste uit
(wij) blussen uit(wij) blusten uit
(jullie) blussen uit(jullie) blusten uit
(gij) blust uit(gij) blustet uit
(zij) blussen uit(zij) blusten uit
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) uitblusse(dat ik) uitbluste
(dat jij) uitblusse(dat jij) uitbluste
(dat hij) uitblusse(dat hij) uitbluste
(dat wij) uitblussen(dat wij) uitblusten
(dat jullie) uitblussen(dat jullie) uitblusten
(dat gij) uitblusset(dat gij) uitblustet
(dat zij) uitblussen(dat zij) uitblusten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
blus uitblust uit
Participles
Present participlePast participle
uitblussend, uitblussende(hebben) uitgeblust

Translations

Afrikaansblus
Catalanapagar; extingir
Danishslukke; udslukke
Englishextinguish; put out
English (Old English)acwencan; adwæscan
Esperantoestingi
Faeroesesløkkja
Finnishsammuttaa
Frenchéteindre
Germanauslöschen; dämpfen; löschen; ausmachen
Hawaiianhoʻopio
Italianspegnere; spengere; estinguere
Portugueseapagar; extinguir
Russianгасить
Saterland Frisiandämpe; uutläskje
Spanishapagar; extinguir
Thaiดับไฟ
West Frisiandôvje; dwêste
Yiddishאױסלעשן