Information about the word inschenken (Dutch → Esperanto: enverŝi)

Synonym: ingieten

Part of speechverb
Pronunciation/ˈɪnsxɛŋkə(n)/
Hyphenationin·schen·ken

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) schenk in(ik) schonk in
(jij) schenkt in(jij) schonk in
(hij) schenkt in(hij) schonk in
(wij) schenken in(wij) schonken in
(jullie) schenken in(jullie) schonken in
(gij) schenkt in(gij) schonkt in
(zij) schenken in(zij) schonken in
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) inschenke(dat ik) inschonke
(dat jij) inschenke(dat jij) inschonke
(dat hij) inschenke(dat hij) inschonke
(dat wij) inschenken(dat wij) inschonken
(dat jullie) inschenken(dat jullie) inschonken
(dat gij) inschenket(dat gij) inschonket
(dat zij) inschenken(dat zij) inschonken
Imperative mood
Singular/PluralPlural
schenk inschenkt in
Participles
Present participlePast participle
inschenkend, inschenkende(hebben) ingeschonken

Usage samples

Terwijl hij voor mij een bakje koffie inschonk, nam ik de rest van de kamer eens op.
Larry schonk haar een whisky in.
Toen Stephens whisky met soda had ingeschonken, vroeg Peeley of hij de brief nog eens mocht zien.
Kan ik u nog wat wijn inschenken?
Wat mag ik voor jullie inschenken?
Ze maakte aanstalten om me nog eens in te schenken en ik hield haar hand tegen.
Schenk een borrel in.

Translations

Afrikaansinskenk
Englishpour in
Esperantoenverŝi
Germaneinschenken
Saterland Frisianounjoote; ounschoanke; ounskoanke
Spanishverter