Information about the word bezielen (Dutch → Esperanto: entuziasmigi)

Synonym: enthousiasmeren

Part of speechverb
Pronunciation/bəˈzilə(n)/
Hyphenationbe·zie·len

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) beziel(ik) bezielde
(jij) bezielt(jij) bezielde
(hij) bezielt(hij) bezielde
(wij) bezielen(wij) bezielden
(jullie) bezielen(jullie) bezielden
(gij) bezielt(gij) bezieldet
(zij) bezielen(zij) bezielden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) beziele(dat ik) bezielde
(dat jij) beziele(dat jij) bezielde
(dat hij) beziele(dat hij) bezielde
(dat wij) bezielen(dat wij) bezielden
(dat jullie) bezielen(dat jullie) bezielden
(dat gij) bezielet(dat gij) bezieldet
(dat zij) bezielen(dat zij) bezielden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
bezielbezielt
Participles
Present participlePast participle
bezielend, bezielende(hebben) bezield

Translations

Englishenthuse
Esperantoentuziasmigi
Germanbegeistern
Portugueseentusiasmar
Spanishentusiasmar