Information about the word uitademen (Dutch → Esperanto: elspiri)

Part of speechverb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) adem uit(ik) ademde uit
(jij) ademt uit(jij) ademde uit
(hij) ademt uit(hij) ademde uit
(wij) ademen uit(wij) ademden uit
(jullie) ademen uit(jullie) ademden uit
(gij) ademt uit(gij) ademdet uit
(zij) ademen uit(zij) ademden uit
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) uitademe(dat ik) uitademde
(dat jij) uitademe(dat jij) uitademde
(dat hij) uitademe(dat hij) uitademde
(dat wij) uitademen(dat wij) uitademden
(dat jullie) uitademen(dat jullie) uitademden
(dat gij) uitademet(dat gij) uitademdet
(dat zij) uitademen(dat zij) uitademden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
adem uitademt uit
Participles
Present participlePast participle
uitademend, uitademende(hebben) uitgeademd

Translations

Catalanrespirar
Englishexhale
Esperantoelspiri; spiri
Latinexhalare
Portugueseaxalar; expirar
Spanishespirar